Bevrijding

Gustaf is 88, loopt met een zelf uitgesneden eiken wandelstok, en drapeert een naoorlogse klak schuin op zijn hoofd, alsof hij er vergroeid mee is. Ze helt vanzelf af, wankelt niet, en rafelt licht aan beide oren. ‘Maar ik ga er niet mee slapen, hoor,’ knipoogde hij bij de eerste sessie.
Hij bedankt me telkens weer. Bij de intake al waren dat ook zijn eerste woorden, en nog voor ik er toen op in kon gaan, strekte hij zijn open neerwaartse handpalm om me af te houden. Neen, neen, hij hoefde geen wederwoord. ‘Ik dank gewoon graag,’ klonk het sober. ‘Laat me dus maar.’ ‘Vandaag wil ik het weer over de oorlog hebben.’ Hij klinkt beslist met zijn diepe maar sonore stem.
Ik neem mijn notities. Op zijn vraag.
‘Waar waren we gebleven?’
‘Bij het verzet, Gustaf. Toen de Witte Brigade al te voorbarig al met Belgische vlaggen in de Lootse wijken stond te zwaaien, terwijl de Duitsers nog in aftocht waren, vanuit Gent.’
‘Weet je, Luc, voor ik weer verder ga,’ strijkt hij zijn taupe fluwelen broek plat met zijn beide palmen, ‘onze babbel is de scharnier van mijn week. Het zwengelt mij telkens weer een weekje verder. Mijn spoel is anders op, dat weet je. Frank zit in Amerika, en Magda loopt nooit meer langs.’
Hij traant een filmpje vocht weg uit zijn ogen. Gustaf weent heel makkelijk, ‘dat is altijd zo geweest. Ik ben gevoelig geboren. Verkeerd-om. Een schreeuwbekje eerste klasse.’
‘Ze heeft haar kinderen, en nu ook een kleinkind, en haar job… ach, je weet wel hoe dat gaat. Drukke tijden.’ Hij bijt herhaaldelijk op zijn onderlip. Ze trilt. En dan die mantra die iedere sessie weer klinkt: ‘Ik mis haar. Nog alle dagen.’
Haar, is Lieve, zijn vrouw. Drie jaar geleden gestorven aan buikkanker. Zo benoemt hij het.
Nu weent hij heel erg. Zijn geruite zakdoek verschijnt, kreukvrij en netjes gestreken. Dat doet hij nog zelf. Hij woont alleen. Wast en plast en kookt. Fysiek nog alles tiptop, op een paar ouderdomskwaaltjes na, die hij straal negeert. ‘Maar in mijn hoofd, Luc, kraakt het. Sinds zij is heengegaan.’
Hij tikt zijn wandelstok aan. ‘Geloof jij in een hiernamaals, Luc?’
De vraag komt hier wel vaker voor, en het is altijd schipperen tussen gepaste zelfonthulling en het geloof of ongeloof van de cliënt niet in de weg te gaan staan.
Ik wacht. Hoor me zwijgen.
‘Ik wel,’ zegt hij. ‘Ze kijkt naar mij. Alle dagen. En als ik hier niet ben, bij jou, spreek ik tot haar. Ik begin de dag met een groet aan haar, en kus haar ‘s avonds welterusten. Haar trouwring
draag ik naast de mijne.’ Weer een wentel van de wandelstok.
‘Geloof jij in eeuwige liefde?’
‘Het kan.’ Ik ben sober vandaag, merk ik.
‘Bij ons is het dat, eeuwig en onvoorwaardelijk. En als ze mij morgen komen halen, zal ik mij dankbaar weer naast haar vlijen. Zoals die 54 jaar lang. Ik zou alles zo weer herdoen. Geloof
je mij?’
‘Ik geloof je, Gustaf. Ik zie het ook. Aan alles in je.’
Hij lacht dankbaar. ‘Misschien één ding zou ik anders willen.’
Ik knik want weet wat hij zeggen zal. Hij fluistert het toch: ‘Ik mis mijn kinderen.’
En dan die kleine appendix: ‘Je bent de enige nog die luistert naar mijn leven.’
Er prikkelt eenzaamheid in zijn ogen. ‘Corona heeft voor mij geen enkel verschil gemaakt.’ Stilte. ‘Ik besta al langer alleen maar viraal…’
En dan die plotse ferme handgreep aan de zilveren kop van zijn wandelstaf: ‘De oorlog maar weer?’
‘De bevrijding,’ geef ik aan.
Hij lacht. ‘Bevrijding. Ja, bevrijding.’ En dan: ‘Zou de dood dat zijn?’
Ik wacht, want dit is een hele grote uiteraard. Waar ik zo vaak tegenaan loop hier.
Nu wacht hij ook. Langer dan ik.
‘Er is liefde aan beide zijden van de dood,’ herneem ik een zin van hem, uit een van de vorige sessies.
Hij lacht nu nog breder. ‘Je hebt een goed geheugen, Luc.’ Even nipt hij aan zijn watertje, zelf meegebracht.
En dan overtuigd: ‘Ja, er is liefde aan beide zijden van de dood. Daar ben ik zeker van.’ Een montere knipoog.
‘En er is ook een soort van liefde hier.’ Nu lach ik.
‘De bevrijding, Gustaf?’
‘Ja, de bevrijding.’

Ik ben vader van Julie, Astrid en Lucas. Ze scharnieren in leeftijd rond de dertig en lopen elk hun eigen (en erg verschillend) pad. Drie zielen. Drie werelden. Drie visies. Ik kijk er soms met verwondering naar.
Mijn vrouw is Katrien, was 25 jaar lang (zorg)juf maar fladdert sinds 2016 gezellig rond in Mus in een Plas, haar contente geschenkenwinkel, in hartje Gent, Serpentstraat.
En zelf ben ik therapeut en schrijf ik graag, vandaar een blogje. Veel meer is dat niet. Want: brevity is the soul of wit.
Mijn ziel lees je hier elders.

Alsdelentewil.be – deze cursiefjes hebben geen enkele link met bestaande personen, maar zijn louter literaire vertalingen van therapeutische inzichten
(Elke gelijkenis met bestaande personen, gebeurtenissen, activiteiten, aangehaalde voorbeelden of namen van personen berust dan ook op louter toeval.)

Als de lente wil

zorg voor mensen

Door het klikken op Verzenden, ga ik akkoord dat mijn persoonsgegevens verwerkt worden conform het privacybeleid van deze website. Deze site wordt beschermd door reCAPTCHA. De Google Privacybeleid en Servicevoorwaarden zijn van toepassing.