Als de lente wil

Creatief

Schrijven

Wie iets ‘heeft’ met schrijven, kan dit zeker binnenbrengen in de therapie, welke vorm ook. Het kan een meerwaarde bieden voor het herstel.

Verbeelden

Hetzelfde geldt voor wie net beeldend meer kwijt kan. Illustraties, schetsen, schilderijen, beeldhouwwerkjes… het is allemaal welkom om het soms vastgelopen levensverhaal weer te laten stromen.

Herstel

De krant lag
ergens in de ooghoek van haar morgen.
Ze zocht ernaar
zoals naar alle dingen
maar vond niets dan spijt.
Sprak:
lees jij me voor,
mijn kleine jongen,
uit je kleine vrolijkheid?
Ik beloof je dan
een lach,
de lippen aan de koffie
en dan voor het eerst
samen het huis weer uit.
Sinds lang.
Weer op weg
naar gezellig samen,
na al te lang –
mijn kleine, lieve jongen –
na al te lang
alleen.

(c) lvdv

Gelukkig zijn

Ik zal niet meer wenen.
Wenen is voor andere dagen,
voor als ik appels zie
te gaaf en te rood
om erin te geloven,
en een hemel waar de wolken
van gevallen zijn.

Treuren zal ik maar
als de verhalen op zijn,
het geloof in dwergen,
reuzen en feeën,
en als het leven in mijn jas
aan de kapstok hangt
en niet langer in mij.

Maar zolang als ik mij
in jou mag dopen,
zoals mijn mond in rode wijn,
en aan je adem hangen mag
zoals een kind aan een schommel,
zal ik – al te gevoelige lezers
sluiten nu de ogen –

echt gelukkig zijn.

(c) lvdv

Lach

Hoe of het ging, vroeg ik, de deurkruk nog in de hand.
Ze was alleen en probeerde een lach. Ze probeerde altijd een lach, en vond die meestal ook. Het vroege zonlicht scheen stralend binnen, en er lag een boterham klaar, met wat kaas, een lepeltje confituur, een nipbekertje met water, wat koffie. Ze duwde de radio wat stiller, met de meetlat die trouw naast haar lag, als een scepter bij een koningin. Haar artroseschouders hingen er latent bij, en haar rug en horrelvoet maakten haar zo goed als immobiel. Stabiel zolang ze zitten bleef.
Het ging, ‘maar zeg me liever hoe het met jou is.’
‘Dat gaat, zolang het met jou gaat.’
‘Ach, een manke gaat ook. En tenslotte, ’t is maar kanker. Waarvan ook weer? Alvleesklier? Zo makkelijk krijgen ze mij niet klein.’ En zij tastte werktuiglijk naar haar verdwenen borsten, waarmee ze ons had gezoogd, en voelde aan haar lever. Haar buik stond als een ballon. Op springen.
‘Pa is even naar de winkel. Ga zitten, jongen.’
Of ze haar medicatie genomen had, haar enzymen, de pancreasvervangers?
Ze haalde haar kleine kabinetje naar zich toe, trok de kleine lade met woensdag open, en wees het vakje van ‘s morgens aan. Zij dacht het wel.
Er hing wat mist in haar haren en haar hoofd. Mist die zij verjoeg met een klein notitieboekje, een er-gebeurt-zoveel-op-een-dag en ik-heb-zoveel-kinderen-en-kleinkinderen, enig ander onderwerp.
Of ze zich nog gewogen had, laatst? Of liever: had pa haar nog gewogen, want zelf was ze daar niet happig op.
Mogelijk. ’t Zelfde als altijd, zeker. 62?
Het was al maanden tien kilo minder, maar ik zweeg.
Zouden we de chemo niet hernemen, ma? Je was er toch goed mee?
Ze tastte naar haar geheugen dat daar in blaadjes naast haar lag, en zocht een datum.
‘Maar wij moeten er eind augustus toch heen? Neen, neen. Laat mij maar gewoontjes wezen. Zijn. Niet meer.’
Ze kauwde op een kruimel brood, en staarde naar ons magazine. Het was weer mooi, en ze had het in één ruk uitgelezen.
Gekeken, dacht ik, naar de prentjes, zoals de kinderen. Lezen deed zij niet meer. Al lang niet meer.
En toen staarde ze wat wezenloos voor zich uit. Wat zocht zij? Onze pijn weg te nemen? Die van haar? Las ze een afscheid? Was ze zoek? Zichzelf kwijt? Op reis in haar hoofd?
Ik weet niet hoe het kwam, maar plots hoorde ik me zeggen: ‘Heb je het leven geleid, ma, dat je wou?’
‘Ach, jongen, ik denk het wel. Geheimen heb ik niet… Ik zag jullie doodgraag… zie jullie nog… Meer hoefde ik niet.’ Stilte. ‘Ik heb natuurlijk ook veel gewerkt. Heel veel gewerkt. Het waren andere tijden.’ Blik weer weg. ‘Veel, jongen. Veel.’
Er klonk vermoeidheid in haar stem. Jaren. Een heel leven. Ze zag een film voor zich, waarin ze zelf de hoofdrol speelde. Maar die was uit. En zij was op. De spoel sloeg alleen nog wat na.
‘Je hebt het prachtig gedaan, ma. Je leven was een reis van liefde.’
Zij lachte even, maar niet zo heel lang. Voelde aan haar zij.
Ik hielp haar weer in bed, een ziekenhuisbed, met hevel en al. Zij had het lastig, verbeet de pijn.
Of alles naar wens was? (Oen, dacht ik, toen ik me hoorde. Naar wens, voor wie terminaal zijn laatste dagen ingaat.)
Het ging. Nog wat drinken misschien.
‘Ik ga dan maar weer even. Loop straks nog wel eens aan.’
Doe maar, zei ze, maar haar ogen spraken haar tegen.
Ik bleef. Pa kwam. Toen ging ik.
‘Tot vanavond.’
‘Dag jongen.’
Toen ik langs het venster liep, wuifde zij nog even. Haar hand ging amper nog omhoog. Maar zij wuifde. Of wenkte mij terug.
Dat heb ik nooit geweten.
Die nacht stierf zij.

Mijn lieve, lieve ma. Ik zal je nog duizend keer bewenen.

(c) lvdv

Slaapwel

Het is hier heel stil, moet ik je zeggen.
Geen zotternijen deze keer, geen gewriemel tussen generaties. Geen kloof die wij moeten dichten. Geen kwinkslag, geen ik-ben-je-te-vlug-af of jij mij. Neen, stil. Doodstil. Je kan een speld horen vallen hier in huis. Echt.
Mijn oudste dochter is een van d’r beste vriendinnen verloren. Boezemvriendin. Een ik-is-jou, en jij-is-mij vriendin. Zo eentje van ’t puurste soort. 24 karaat. Waaraan je je jeugd op kan hangen, die je dromen helpt weven voor later, mee plannen smeedt, die de rots is waar je nooit af zal vallen. Maar helaas, de rots brak zelf in twee. Een ongekende ziekte, in deze alleskennende tijden. Zo plots dat je het niet voor mogelijk houdt. Voorbij de grens van je zinnen. Verbijsterend. Onwezenlijk.
Wat kan ik zeggen? Wat zal ik doen? Zwijgen en de pijn eten? Fluisteren: lieve dochter, ik begrijp je verdriet. Leef met je mee? Terwijl ik niet half meer voelen kan wat iemand van 17 kan voelen? In de naakt- en broosheid van de toekomst van een tiener, is de druppel zwarte inkt van de dood als een onmetelijke zee van smart. En een die van zo dichtbij valt, al helemaal. Bladen van volwassenen zijn al gevlekt en gekreukt, en kunnen er mogelijk al beter tegen. Al dreigt dit verlies ook mij te verteren. Ik ben te zwak, wellicht.

Is zeventien nu een leeftijd om te sterven, pa?
Neen, dat is het niet, Julie.
Zou je zó d’r plaats niet ruilen zoals haar papa zou, als ik het was?
Ja, dat zou ik. Zó!
Zulk een lieve schat. Zulke lieve mensen.
Heel lief. Parels.
Heb ik nu nog een toekomst, pa?
Ja, die heb je, kind. Maar de hap die uit je is gebeten, raakt nooit meer opgevuld.
Kan ik haar ooit vergeten, pa?
Neen, dat kan je niet. Zal je niet. Je stuurt haar een verjaardagskaart op 3 november. Je screensavet haar. Je loopt langs bij haar. Je vertelt haar in bed wat de dag heeft gebracht. Je leeft haar weer op in gesprekken. Je bent haar. Haar in leven.
Is het eerlijk, pa?
Neen, dat is het niet.
Kan je nog geloven, pa?
Ik probeer, Julie. Probeer.
God?
Zonder?
Dood is zinloos, pa.
Dat vóór de dood niet, Julie.
Kan je zoiets overleven? Kan je het verlies van zoveel liefde overleven?
Ik weet het niet. Hou je vast, aan allen die in de rampspoed delen. Hou je vast aan het leven. Hou je vast aan wie je vriendin was. Ooit al bij iemand zoveel leven gezien, als bij haar?
Nooit. Zij wàs leven. Altijd en overal.
Zullen we d’r foto ophangen?
Welke?
Om ’t even. Ze straalt op alle. Zoals ze was.
Goed. Hier centraal dan?
Centraal, zoals in ons leven.
Kan je in gedachten iemand kussen, pa? Welterusten wensen?
Ja, dat kan je. Je leven lang.
Slaapwel, pa.
Slaapwel, Julie.
Slaapwel, liefste Hanne. Hou van je. Altijd.

(c) lvdv

(c) lvdv en Katrien Hesters – Ook onvervulde dromen maken je leven

Als de lente wil

zorg voor mensen

Door het klikken op Verzenden, ga ik akkoord dat mijn persoonsgegevens verwerkt worden conform het privacybeleid van deze website. Deze site wordt beschermd door reCAPTCHA. De Google Privacybeleid en Servicevoorwaarden zijn van toepassing.